
persoonlijk
verslag van een reis naar Ponda O’Bryan’s
WULABAKAN INTERNATIONAL SCHOOL OF
AFRICAN
ARTS
in
Abene - Senegal
(klik
op een foto als je hem
beter wil bekijken)
-
Inleiding -
Meer
dan zeven jaar geleden ben ik met djembélessen begonnen bij
Victor Sams in Alkmaar. Na mijn verhuizing naar Zeist ben ik een
jaar bij Arafan Touré in de leer geweest. En sinds september
1996 les ik bij Ponda. Verder heb ik workshops gevolgd bij
Gilbert Camara, M’Bemba Bangoura en Famoudou
Konaté.
Ik ben met Afrikaanse percussie begonnen in het kader van een
onderzoekje naar de herkomst van de syncope, het tegenritme. Dit
was het onderwerp van de eindscriptie voor mijn
muziektherapie-opleiding. Sinds september 1994 werk ik als
muziektherapeut in de verslaafdenzorg. Zowel in groepen als in
individuele therapieën maak ik veel gebruik van Afrikaanse
percussie. Ik beschouw het als een middel om een eventueel
verstoorde balans tussen hoofd, hart en handen te herstellen. In
Afrikaanse muziek kom ik iets tegen dat ik in veel Westerse
muziek niet of niet meer tegenkom. Is het het spontane,
vanzelfsprekende, soepele, tegendraadse, laagdrempelige, vitale,
sociale, beweeglijke?
Ook in de lessen die ik zelf geef, ervaar ik dat bovengenoemde
aspecten een belangrijk deel uitmaken van de aantrekkingskracht
die Afrikaanse percussie heeft.
Ik wilde naar Afrika om te ervaren hoe de muziek daar past in de
samenleving, in de cultuur. En misschien zou het me wat
duidelijker worden waarom ik trommelen nu eigenlijk zo leuk vind.
En waarom ik het propageer als muziektherapeutisch middel.
-
1
-
De
drukte op weg naar en op Schiphol, de vele auto’s in de
ochtendspits, de vele lichten, het opkomen van de zon, afscheid
nemen van Marjanne, mijn lief en van Floris, mijn zoon. En dan
het moment dat het vliegtuig vaart gaat maken. De wielen maken
zich los van de startbaan.
Paul gaat naar Afrika. De sinds jaren gekoesterde wens wordt
werkelijkheid. Eindelijk is er tijd en, ook financiële,
ruimte.
Mijn vijftigste verjaardag in de zomer had geheel in het teken
van deze reis gestaan. Van veel mensen had ik als cadeau een
bijdrage ontvangen. En daar ga ik dan. Ik stuiter nog wat na van
een buikgriepje, maar dat verdwijnt in de loop van de reis.
Het uitzicht op Schiphol en omgeving is geweldig. Ik had dit nog
niet eerder zo gezien. Al gauw wordt het bewolkt.
Ik zit naast Rob, die dezelfde reisbestemming heeft. Babette zit
achter ons. Marius, Mouna, Nilda en Jelle zitten een stuk
verderop. Allemaal percussiereizigers. Voorverpakte maaltijden,
tomatensap en Eddie Murphy op video.
Halverwege Spanje wordt het weer helder. Je kunt Granada zien, de
Sierra Nevada en dan de Straat van Gibraltar. Voor het eerst van
mijn leven verlaat ik Europa. We vliegen boven Afrika: Marokko,
West Sahara, Mauretanië. De wereld beneden wordt steeds
droger,
minder begroeid en dunner bevolkt. Op het laatst zijn er ook geen
wegen meer te zien. Ik verbaas me over de verscheidenheid aan
woestijnlandschappen: steen en zand in vele vormen en kleuren.
Vanuit de lucht kun je goed zien hoe het water dat er ooit
gevallen moet zijn, geulen gevormd heeft. Het zijn net
bladnerven. Ik kan me voorstellen dat mensen helemaal verslingerd
raken aan het reizen in zo’n omgeving. Mijn gedachten dwalen
af naar Caspar, de man bij wie ik ongeveer zeven jaar geleden
mijn eerste djembé heb gekocht. Pas in de woestijn had hij
het
gevoel dat hij echt leefde. Nu leeft hij alleen nog in onze
herinneringen. Dan zie je weer een kustlijn met steden, geen idee
welke. De gezagvoeder meldt even later dat we boven Dakar
vliegen. En tenslotte Banjul, Gambia. Je ziet de slingerende
rivier steeds dichterbij komen, de schaduw van ons vliegtuig op
de rode aarde.
We
zijn geland op Banjul International Airport. Wat een verschil met
Schiphol. De eerste zwarten: “Hello, how are you? What is
your name? I am your friend. You have a guilder for me?”
Even opletten dat er geen wat al te hulpvaardige zwarte met je
tas vandoor gaat. Ponda wacht ons op en leidt alles in goede
banen. Even wachten tot iedereen zijn bagage heeft en dan de
Peugeot 504 in.
We vertrekken in zuidelijke richting, naar Abene in de provincie
Casamance in Senegal. De weg ziet er in het begin goed uit, maar
al gauw gaan we slalom tussen de vele diepe gaten in het asfalt
door. We rijden in een fors tempo, vaker half of helemaal naast
dan óp de weg. Wat een barrel van een auto. Die zou een
Nederlandse APK-keuring nooit halen.
Ik zit opgevouwen achterin. Bij de eerste grenspost, Gambia uit,
moeten we wachten. Je moet in Afrika geen haast hebben. Er
zwermen nu vooral kinderen om ons heen. Een jongetje heeft het op
mijn Bic click voorzien. Gelukkig heb ik er daar voldoende van
meegenomen. Hij is er dolblij mee. Bij de tweede grenspost,
Senegal in, moeten we opnieuw wachten. De Gambiaanse chauffeur
krijgt geen toestemming om verder te rijden. Ponda regelt een
Senegalese 504, net zo’n rammelbak als de vorige. Een
‘taxi brousse’ noemen ze dat hier. Verder tussen de
kuilen door, toeterend door dorpjes heen. De wandelaars,
(brom)fietsers, geiten, kippen en honden haasten zich naar de
kant. We passeren met flinke snelheid, alles en iedereen in grote
rode stofwolken achterlatend.
Hè, hè! Na een uur of twee, drie zijn we er. Zo
hé! Dat ziet
er aantrekkelijk uit. Kampement Les Belles Etoiles
is goed
verzorgd. Het hoofdgebouw met bar is aan de voorkant open, ervoor
is een terrasje en er is een podium. Schelpenpaadjes met wit
geschilderde muurtjes, witte stenen huisjes met rieten daken.
Twee appartementen per huisje, elk met twee bedden, nachtkastjes,
kast en een badkamertje met douche, wastafel, bidet -hoezo Frans-
en WC. Het is eenvoudig en schoon. Het water komt uit een hoge
watertank waar het met stroom van een aggregaat vanuit een put
naar toe gepompt is. Er is geen elektriciteit in Abene. Veel
palmbomen en bloeiende struiken en planten. Een jongen is de hele
dag bezig met planten water geven, harken en het weghalen van
dode palmbladeren. ‘s Avonds wordt bij elke deur een
olielamp neergezet. Het ‘restaurant’ is een
ommuurde
plaats met bomen en afdakjes van riet en palmbladeren. De daar
door Sadhoe met twee jonge inlandse schonen opgediende maaltijden
zijn zeer gevarieerd, smaakvol en met zorg bereid. Meestal zijn
er drie gangen. Eerst salade met dressing en stokbrood. Dan
rijst, couscous of aardappelen met pinda-, uien- of vissaus. We
eten vaak vis op verschillende manieren bereid en soms gevogelte,
aangevuld met wat groente zoals kool, cassave, aubergine of
paprika. En als toetje watermeloen, banaan of papaja. Het ontbijt
is echt Frans: slappe, opgewarmde koffie met warme melk en
stokbrood met jam of honing. Soms is er bissap, een verfrissende,
zoete drank die getrokken wordt van bloemblaadjes. Op dit ontbijt
moet je het van een uur of half tien tot half twee, twee uur uit
zien te houden. Alleen om half twaalf krijgen we een klein kopje
koffie.
We maken kennis met Billy, de jongste zoon (23) van
meesterdrummer Famoudou Konaté uit Guinee, Daniel, uit
Duitsland, Christoph, uit Frankrijk en Mame en Bonnie,
respectievelijk de vrouw en de jongste zoon (4) van Ponda.
's Morgens van tien tot een uur of één trommelen
we op djembé
en dundun. Ik pik de ritmes ongeveer net zo snel op als Jelle,
Marius en Rob. Dat doet me goed. We werken aan Dja, een 12/8
ritme verwant aan Soko. ‘s Avonds van vijf tot half zeven
doen we Siwé (staat op de 2e CD van Famoudou
Konaté) op de
krin, een houten, tweetonige spleettrommel. We krijgen les van
Ponda en van Billy.
Op
dit
moment zit ik tegen een waterput te schrijven, het voorbeeld van
Marius volgend. Het is inmiddels negen uur in de ochtend. De zon
is net boven de bomen. Voor het eerst is het een beetje heiig,
waardoor het nog niet warm is. Het is dinsdag 12 december 2000.
Gisteren zijn Linda, Keetje, Annelies en Astrid en haar zoon Bas
(9) uit Nederland aangekomen. Op zo’n moment realiseer je je
dat je toch al aardig gewend bent hier.
Af en toe vliegen er hier grote vogels over, zeearend, palmgier,
pelikaan of hamervogel. Sommigen zien er bijna préhistorisch
uit. Verder zijn er allerlei kleinere, soms bontgekleurde
exemplaren. Je wordt ‘s ochtends gewekt door een keur aan
vogelgeluiden. Het valt me op dat er veel percussieve,
repeterende geluiden zijn. Soms hoor je zelfs herkenbare
trommelpatronen. Verder is er wel wat melodisch getjilp, maar
weinig in de richting van een merel of nachtegaal. Een vogelgids,
een verrekijker en een fototoestel met telelens zouden hier goed
bruikbaar zijn.
-
2
-
Ponda
had verschillende lokale artiesten gevraagd om in het kampement
te komen optreden. De eerste avond speelde er een lokale griot,
een zanger/koraspeler die voor ieder van ons persoonlijk een stuk
van zijn welkomstlied improviseerde. Van dezelfde man heeft De
Wandelende Tak (VPRO) opnamen samen met een Nederlandse
fluitiste uitgezonden. Een kora is een soort luit met 21 snaren.
De manier van tokkelen doet ragtime-achtig aan.
Een andere avond speelde Bacary Olé Diedhiou, een
bougarabouspeler uit het dorp, die net terug was van concerten en
workshops in Duitsland. Een bougarabouset bestaat uit vier grote,
verschillend gestemde trommels, die schuin in een rek staan. Het
zijn authentiek Senegalese drums. De bij ons beter bekende
conga’s zijn hier vast uit ontstaan. Geweldig hoe hij
iedereen uit het dorp aan het klappen, zingen en dansen kreeg.
Iedereen had het geweldig naar zijn zin.
Vol bewondering zat ik het allemaal te bekijken. De souplesse
waarmee je de meeste mensen hier ziet bewegen is ongelooflijk. Er
zijn bijvoorbeeld hele lange, magere knapen bij. Als die in
beweging komen elastiekt het alle kanten uit. Ze moedigen elkaar
aan en hitsen elkaar op met handgeklap. Ze kennen hier, net als
in Guinee, een soort échauffements: korte momenten waarin
steeds
één persoon dansend uit zijn dak gaat op een
versnelling en
intensivering in het ritme. Sommigen zigzaggen als ongeleide
projectielen tussen de muzikanten door en belanden dan wel eens
tussen de trommels. Maar de meesten hebben hun enorme diversiteit
aan bewegingen aardig onder controle. Soms worden er ook
gezamenlijk pasjes gedaan. Zo’n concert is
één groot
gemeenschappelijk gebeuren. Een duidelijke scheidslijn tussen
muzikant en publiek is niet te trekken. Sterker nog: als dit
wél
het geval is, kan het concert als minder geslaagd beschouwd
worden. Als je je als blanke laat overhalen ook wat pasjes te
doen, kan het helemáál niet meer stuk. De witte
stijfheid ziet
er niet uit tussen al die lenigheid. Ze lachen zich dan ook een
bult. Maar ze lachen je niet uit. Ze vinden het fantastisch als
je bereid bent een bijdrage aan het geheel te leveren. En hoe je
dat doet, maakt ze niet uit.
De
gemeenschapszin die er tijdens de concerten is, kom je ook in het
dagelijkse leven tegen. Meestal is dat gezellig, maar het
kán
wel eens irritant zijn. Je kunt namelijk bijna geen stap alleen
zetten. Ze kunnen zich nauwelijks voorstellen dat je wel eens
iets in je eentje wilt ondernemen. Wat me nog niet helemaal
duidelijk is, is of ze alleen maar erg sociaal of ook op geld of
cadeautjes uit zijn. Ze zijn vriendelijk, nodigen je uit in hun
kring bij het kampvuur, pakken een stoel voor je. Aardig, denk je
dan, maar al gauw blijkt dat ze op een cadeau uit zijn. Mala
bijvoorbeeld vond dat ik mijn ‘Meindl desert shoes’
maar aan hem moest geven als ik weer terug ging. Want dichte
schoenen zijn duur in Afrika en hij heeft alleen teenslippers. En
dat is lastig als je op het land werkt. Of er komt een zielig
verhaal over zieke familieleden. Maar wat je daar nu mee aan
moet... Een feit is dat wij vele malen rijker zijn dan zij. Er is
geen honger in Abene maar de materiële welstand is nauwelijks
met de onze te vergelijken. Veel mogelijkheden om wat te
verdienen zijn er niet. Sommigen hebben een baantje waarbij ze
lang en hard voor weinig geld moeten werken. Anderen proberen op
eigen initiatief iets op te zetten. Zal en Mustafa wonen op een
kampement in aanbouw. Maar het werk ligt stil. Er is geen geld om
materiaal te kopen. Nu bieden ze zich aan als gids of begeleider.
Ze nemen je mee langs bezienswaardigheden, houden de andere
zwarten uit je buurt, nodigen je thuis uit of nemen je mee naar
vrienden of familie. Iedereen beweert elkaars broer of zus te
zijn. Zal en Mustafa zijn goede gidsen. Zij praten aanmerkelijk
minder dan veel van hun landgenoten. De meeste Senegalezen zijn
bijzonder welbespraakt. Ze spreken het Frans bijna beter dan de
Fransen. Velen houden er ook van om aan het woord te zijn, ook
als ze eigenlijk niets te zeggen hebben. Het is handig dat ik wat
Frans spreek. Het is de officiële voertaal van Senegal.
Zal, een lange, magere jongen van een jaar of 28, had mij al
vroeg geclaimd. Nadat hij me een kettinkje omgehangen had, voelde
ik me niet meer vrij. Hij was er voortdurend. En na een paar
dagen begon hij om bier en sigaretten vragen. Pas later begreep
ik dat je iemand voor gidsactiviteiten wat moet betalen. Dat
geeft wederzijds onafhankelijkheid.
Gisteravond
kreeg ik voor het eerst een meisje aangeboden: de zus (jaja) van
Mala. Maar als je dan uitlegt dat je getrouwd bent en dat je uit
respect voor je vrouw geen intimiteiten met een andere vrouw wil,
dan respecteren ze dat.
Gisteren ben ik voor het eerst bewust alleen op stap gegaan. Ik
moest een jongen bij het ‘Artisinal’
(kunstenaarscentrum) nog CFA 300 (ca. f 1) betalen. Het was
prettig eindelijk iets in m’n eentje te ondernemen. Voor een
westerling, nou ja, voor mij in ieder geval, is zoiets
onontbeerlijk. Veel gekocht in al de winkeltjes: kettinkjes,
minidjembé’tjes, een houten schaal. Het is leuk om
er de
tijd voor te nemen. Veel klandizie hebben ze niet. Het
toeristenseizoen is nog niet echt begonnen. Als laatste heb ik
bij Paco uit Gambia een mooi gestileerd, houten beeldje gekocht,
een ‘penseur’, voor CFA 2500 (minder dan een
tientje).
In het onderhandelen over de prijs zie ik overeenkomsten met een
Afrikaans concert. Het afdingen heeft een belangrijke plaats in
het sociale gebeuren. Het is een handvat voor communicatie. Als
het goed is ga je uiteindelijk allebei dik tevreden uit elkaar.
Paco moest me nog
even
laten zien hoe hij, vlakbij het ‘Artisinal’, een
huis
aan het bouwen is. Hij legde uit dat je in de
eerste plaats water
nodig hebt. Als je een stuk grond koopt moet je dus een put
(laten) slaan. De leem die hierbij uit de grond gehaald wordt, is
het voornaamste bouwmateriaal. Je mengt leem met water, waar je
vervolgens met een mal blokken van maakt. Die laat je drogen in
de zon en de bouwstenen zijn klaar. Metselen maar. Als je het
waterdicht wil hebben, strijk je het na met
cement. Hij had al
een prachtige, luxe badkamer af.
Eergisteren was ik ook al bij het Artisinal geweest. Zal had ons
meegenomen langs de school en het voetbalveld/festivalterrein
naar de heilige boom, honderden jaren oud met
grote  lamelvormige
wortels. Horden kinderen om ons heen, handjes
geven. Ik wilde een foto maken van een groepje kinderen. Ze
gingen direct staan. Op mijn verzoek gingen ze weer zitten,
keurig in het gelid
op de hurken. Na de foto: gejuich,
armen de
lucht in. Snel nog een foto genomen.
Woensdag
13 december tegen 17.00 uur. Een paar hangjongeren uit het dorp
zijn nu al zo stoned dat ze amper uit hun ogen kunnen kijken. De
wiet die hier verbouwd wordt, schijnt goed te zijn. Sommigen
nuttigen er een biertje erbij. De meerderheid van de bevolking is
moslim, maar de meeste jongeren hier vatten het alcoholverbod
niet zo ernstig op. Ik geloof dat Mustafa een van de weinigen is
die zich aan de ramadan houdt. Hij drinkt niet, eet pas na
zonsondergang en danst ook niet of nauwelijks. De plaatselijke
discotheek zal ook pas na de ramadan weer open gaan. Voor de
katholieken maakt het minder uit. En daar zijn er aardig wat van
in de Casamance. Veel islamieten uit het dorp vinden het geen
probleem om de concerten, jamsessies en disco-avonden in het
kampement te bezoeken. Op zo’n soort plek, een beetje buiten
de dorpsgemeenschap, kan dat tijdens de ramadan blijkbaar zonder
problemen. Een plaatselijke maskerdanser die Ponda ook
uitgenodigd had, hield zich strikter aan de ramadan. Hij wilde nu
niet optreden. Jammer, want bij eerdere gelegenheden schijnt hij
spectaculair geweest te zijn.
Na mijn
middagdutje zit ik nu op koffie te wachten. Ik ben de enige die
dat op dit tijdstip nuttigt. Hier drinken ze ‘s middags
‘thé de force’, een heel sterke
kruidenthee met heel
veel suiker. Voor het eerst kreeg ik dat tijdens een bezoek aan
Paulo die vlakbij ons kampement het huis van een Europeaan
beheert. Uren moet je daarvoor
uittrekken. De thee moet een tijdje koken, daarna moet de suiker
er doorheen gemengd worden en dan is het eerste glaasje klaar.
Als iedereen gehad heeft begint het ritueel opnieuw. Pas als
iedereen drie glaasjes genuttigd heeft is de ceremonie klaar.
Opnieuw een handvat voor de communicatie. Intussen zit ik nog steeds op
mijn koffie te
wachten. Normaal gesproken is dit bij ons ook een communicatief
smeermiddel. Maar nu wil ik er even helemaal alleen van genieten.
Als ik mijn koffie geserveerd krijg door een prachtige, zwoel
kijkende, zwarte vrouw krijg ik daar een beetje
koloniaal gevoel
van.
Mijn geschrijf lijkt me vrijheid te verschaffen. Wie leest of
schrijft, ‘studeert’ en wordt
respectvol met rust
gelaten. Je ziet hier overigens zelden
iemand lezen of schrijven.
De zwarten zijn er steeds op uit om ons en elkaar te ontmoeten.
Ze vinden het merkwaardig als je alleen zit of loopt
en daar soms
ook nog de voorkeur aan geeft.
Ik kan genieten van het observeren. Sommige negers zijn prachtig.
Ze hebben iets ongerepts. Billy heeft dat ook. Hij praat weinig.
Ik ervaar iets van de traditie waar hij uit voortkomt. Hij heeft
iets dat ik niet heb, niet meer heb of waar ik niet meer bij kan.
Aan de ene kant voel ik me daardoor aangetrokken, zou ik me daar
mee willen verbinden, aan de andere kant ervaar ik
een veel
grotere afstand tot de zwarten dan ik eigenlijk zou willen. Ik
blijf naar ze kijken als de blanke die straks weer in het
vliegtuig zal stappen. De reële verschillen zijn groot. Maar
de
verschillen in de ideeën die we over elkaar hebben zijn
misschien nog wel groter. Hoe reëel zijn mijn denkbeelden over
zwarten? Is hier niet teveel romantiek in geslopen? Aan de andere
kant zijn de meeste Afrikanen er heilig van overtuigd dat Europa
het paradijs is. Iedereen is daar rijk. Iedereen kan daar gewoon
naar een winkel gaan en kopen wat hij wil. En trouwen met een
blanke betekent toegang tot dit paradijs.
-
3
-
Donderdag
14 december 9.38 uur. In het zonnetje is het goed toeven nu. Niet
zo goed geslapen. Van drie tot ? uur wakker gelegen, klaarwakker.
Zou het van de Lariam, een preventief antimalariamiddel, komen?
Gisteren heb ik mijn wekelijkse pil geslikt. Of had ik gewoon
teveel geslapen? Ik was vóór elf uur al naar bed
gegaan. Ik
vond er geen bal aan gisteravond. Ik had me verheugd op het
tweede concert van de koraspeler. Naast hem zaten twee jongens
een ritmebegeleiding te spelen op de grote kalebas waar het
instrument van gemaakt is. Het verzamelde publiek zat enthousiast
mee te klappen. Van de kora zelf was niets meer te horen! En ik
zat er pal naast. Het lijkt alsof het helemaal niet gaat om wat
er precies gespeeld wordt. Blijkbaar gaat het meer om het geheel,
om de stemming, de ambiance.
Ik hield het voor gezien. Naast het ‘restaurant’
heb ik
nog wat zitten lezen in De assistent en zijn deskundige van
Hens Kraemer, een dagboek van een Nederlandse ontwikkelingswerker
in Senegal en Burkina Faso. Zijn jarenlange omgang met Afrikanen
heeft hij hierin inzichtelijk verwoord.
 Vanuit een naburig kampement klonk
saroubamuziek, vermengd met
het geluid van de branding -zo dicht zitten we bij de zee- en het
aggregaat. Er is hier zoveel ruimte dat geluiden zelden storend
zijn. De sarouba is een trommel die van oorsprong thuis hoort in
de Casamance. Hij is wat kleiner dan een djembé, klinkt
milder
en wordt vaak met één blote hand en een twijgje
bespeeld. Hij
lijkt op een sabar, die uit de streek rond Dakar komt. Wij zullen
ook nog een paar saroubalessen krijgen.
De stijl van percussie die op Ponda’s International School
of African Arts onderwezen wordt, stamt uit Hamana in Guinee. Dit
is de geboortestreek van Famoudou Konaté, de belangrijkste
vertegenwoordiger van die stijl. Hierin wordt gespeeld met drie
dunduns (bastrommels): kenkeni, sangban en dunumba. Verder twee
djembé’s voor de begeleiding en een voor de
solo’s.
Van oorsprong is Senegal geen djembé-land. Toch heeft Ponda
voor
Senegal gekozen, omdat dit land, net als Gambia, voor blanken
toegankelijker, vriendelijker en veiliger is dan Guinee.
Ongelooflijk
hoe warm de zon al is. Je kunt overdag gerust schaars gekleed
buiten zijn. De weinige muggen die er zijn steken niet. De
dengue-mug, die knokkelkoorts veroorzaakt en die wél steekt
overdag, komt hier niet voor. Pas tegen de avond is het tijd om
te douchen, je om te kleden (lange broek, shirt met lange mouwen,
dichte schoenen, sokken en soms een vest) en je met DEET in te
smeren. DEET is heel gemene, maar wel uitstekend werkende
muggenolie. Je loopt nauwelijks muggenbeten op. ‘s Nachts
heb je genoeg aan een geïmpregneerde klamboe. Rob, mijn
kamergenoot, dacht het zonder al deze malariamaatregelen te
kunnen stellen. Die is de eerste dag helemaal lek gestoken...
Die eerste dag was me wat. Zal had ons meegenomen naar het
strand. Door allerlei tuinen heen, over ‘chemins
brousse’ (bush-weggetjes), langs de
‘bolon’
(watertje) met rijst, lotusbloemen en waterlelies. Op het strand
waren vissers bezig een boot over boomstammetjes het strand op te
trekken. Soms staat er een herkauwende koe op het strand, geen
gezicht. Op de zeereep staat een soort naaldbomen. Als je de
palmbomen
weg denkt, is het net Terschelling. Op de terugweg een
andere ‘bush road’ en een authentieke traditionele
Afrikaanse brug. Nou, dat heb ik geweten. Die begaf het onder
mijn, toch niet buitensporige, gewicht. Gelukkig reageerde ik
zó
snel dat ik niet in het water terecht kwam. Godzijdank, want dat
zag er niet al te fris uit. De mensen die er na mij overheen
moesten, herschikten de planken en takken zo’n beetje en de
brug kon weer mee totdat de volgende er doorheen zou gaan. Zo
doen ze dat in Afrika. Onder mijn lange broek zat een schaafwond.
Maar goed dat Marjanne me jodium meegegeven had. Een beetje
voorzorg is toch nooit weg.
De tweede
schrik kreeg ik na mijn eerste douchebeurt. Ik was me voldaan aan
‘t afdrogen toen ik iets groots heel snel langs mijn been
omhoog voelde kruipen: een spin met een doorsnede van zo’n
twaalf centimeter. Help! Hij leek nog het meest op een rioolspin,
maar dan groter. Gelukkig schrok de spin nog meer dan ik. Hij
moet in mijn handdoek gezeten hebben. Het schijnt dat ze niet
gevaarlijk zijn. Voordat je kleren of schoenen aantrekt, moet je
toch eerst maar even checken of er niets engs op of in zit.
Slangen heb ik nog niet gezien, Rob wel. Hij zag er eentje tussen
de planten verdwijnen. Boven de deur van een winkeltje in het
dorp hangt een foto van jongens met een daar vlakbij gedode
wurgslang van zo’n zes meter lang en vijfentwintig
centimeter doorsnede. Maar er komen ook minder enge beesten voor.
In en om het huisje zie je wel eens een wandelende tak. Er zijn
ook mooie, grote vlinders. En af en toe zie je een soort
knaagdier wegschieten.
Zaterdag
16 december 8.33 uur (Het wordt steeds wezensvreemder om de tijd
zo exact weer te geven). Lekker geslapen. Ik begin te wennen aan
de matras. Koumba, de eigenaresse van het kampement, heeft deze
voor me geregeld. De pijn in mijn rug wordt langzaam minder.
Gisteravond ben ik om elf uur gaan slapen. Toen begon de
disco.
Wat heb ik een hekel aan harde mechanische muziek. Vorige week
vrijdag was een aantal van ons ook al weggevlucht. Toen was het
helemáál niet om uit te houden. We trokken ons
terug in het
‘restaurant’. Dat was goed voor een melige avond
met
z’n allen. Gebruld van het lachen om niks. Een wedstrijd met
flessendoppen met hindernissen. Geweldig.
De groep die vóór de disco optrad was leuk: twee
dunduns, drie
kleine bougarabou-achtige trommels en drie
djembé’s,
aangevuld met
zangers/dansers, vier mannen en vier vrouwen,
allemaal rond de twintig. Het was een groep uit Abene. Leuk, goed
gerepeteerd, met verhalende elementen in de dans. Er was ook bij
hen weer een moment dat anderen uit het dorp het podium opklommen
en even uit hun dak gingen. Geen ‘toubabs’
(blanken)
deze keer. Zal was nog met een zielig verhaal gekomen. Iemand had
zijn moeder beledigd. Dat had hij niet genomen, gevochten, gat in
z’n hoofd. Het zag er pittig uit. En nu had hij geld nodig,
voor de dokter. Of ik een mini-kora van hem wilde kopen voor CFA
10.000 (zo’n f 35). Ik had al een mini-kora. Het voelde heel
ongemakkelijk. Ik heb het toch maar gedaan, eigenlijk meer om er
van af te zijn. De prijs was op zich redelijk. Dan komt er een
hele batterij aan schuldgevoelens boven: alle ellende die we de
zwarten in het verleden aangedaan hebben en het enorme verschil
in welstand, dat tot op heden structureel in stand gehouden
wordt. Deed Zal een terecht beroep op mijn rijkdom of maakte hij
handig misbruik van de situatie?
‘s Middags hebben Marius en ik nog wat getrommeld, lekker.
Overdag
zijn we naar het vogeleiland geweest. De onverharde weg ernaar
toe was redelijk. We hadden een luxe ‘taxi brousse’
met
goede vering en schokbrekers. Door Kafountine, een stadje in de
buurt. Je houdt het niet voor mogelijk hoe de mensen daar leven.
Je herkent de beelden van Afrikaanse films. Het is alsof je door
een glazen wand kijkt. Je bent er echt. Maar we delen niet
hetzelfde leven.
We moesten
eerst een eindje lopen over een weggetje dat half onder (zout)
water stond, een soort wad. De mangrovenbegroeiing, struiken op
lange wortels, was daar al begonnen. We zagen een heleboel
krabben, tien tot vijftien centimeter doorsnede. Die kunnen heel
hard rennen op hun krabbenpootjes. Op weer wat droger terrein
stonden van die stekelige palmen die Nederlanders in het klein op
hun vensterbank hebben staan. Bij een arm gehucht moesten we even
wachten. De peddels werden gehaald. Zwermen kinderen. Verder. In
het water lagen twee ‘piroques’ (boten van
uitgeholde
boomstammen). Ik ging in de wat grotere, de meest stabiele.
Tussen de mangroven door naar open water, de Afrikanen zingen. Op
het vogeleiland waren vooral pelikanen die net als reigers boven
op bomen nestelen, verder zwarte reigers en een soort grutto.
Niet zo veel felgekleurde vogels als ik gehoopt had. De hele weg
moesten we hozen, er zat een gat in de boot. Gelukkig konden we
van een mineraalwaterfles een hoosblik maken, anders hadden we
het met onze handen moeten doen. Even later kwam er spontaan een
gat bij. Mijn aanvankelijke vertrouwen daalde toch wat. Het gaat
net als met die brug: er wordt vanuit gegaan dat alles werkt tot
blijkt dat het niet meer werkt. Preventieve maatregelen zit niet
zo in hun programma. Het andere bootje lag veel dieper, maakte
steeds water. Babette stapte daarom in onze boot over.
Op de terugweg langs het gehucht werden we gastvrij onthaald op
sinaasappelen en kokosmelk en -brokken. De groenige sinaasappelen
worden geschild als een appel en daarna uitgelebberd. De
restanten laat je vallen. Het maakt allemaal een overvloedige
indruk. Maar de aanblik van het gehucht compenseert dit volledig.
Op een erf zit een gewonde palmgier. Op het strand zie je die ook
veel. Daar eten ze de restjes van wat de vissers achtergelaten.
Als ze niet vliegen zijn ze nauwelijks groter dan een flinke
meeuw. In de lucht hebben ze een spanwijdte van bijna twee meter.
Op
verhaal komen in Kafountine. Lang in de hete zon zijn is best
vermoeiend. In het kampement zijn we eraan gewend geraakt de
meeste tijd in de schaduw door te brengen. Na een koude Coca
Cola, die overal verkrijgbaar is, ben ik weer aanspreekbaar. Het
eten in een plaatselijk restaurant is wat karig. Met Marius
Kafountine in. Markt, fietsenmaker, garage en smederij, alles
vindt buiten plaats. We kopen mooie Afrikaanse pakken in een
winkeltje, dat gerund wordt door een Nederlandse vrouw. Redelijk
lage, vaste prijzen en nog voor een goed doel ook: het
plaatselijke schooltje. Wij zijn, aan het eind van de dag, de
eerste klanten. Tijdens de ramadan wordt er weinig verkocht. Er
zijn weinig toeristen.
-
4
-
Zondag
17 december 8.16 uur. Het is bewolkt en het waait. Toch zijn een
korte broek, sandalen en een hemdje ruim voldoende. Vandaag gaan
we om tien uur verder met Baradossa, een 4/4 ritme verwant aan
Kassa. En om vijf uur dansen met Mame op het ritme Soko. Omdat ik
nog steeds niet geheel vrij van rugpijn ben, speel ik de dunumba.
Leuk, die partij ken ik goed. Maar om dat tijdens de dans vol te
houden valt nog niet mee: fors tempo, lang achter elkaar, veel
wisselingen/signalen, échauffements en tegendraadse
solo’s
van Billy. Ik wil ook nog even naar huis bellen vandaag. Volgens
mij is het in het weekend de helft goedkoper.
Morgen hebben we geen les. Ponda brengt Marius en Nilda naar het
vliegveld. Ik wil dan naar Kafountine. Daar is een
‘telecentre’ (publieke telefoon) waar je ook kunt
faxen. Dan fax ik mijn dagboek, als dat tenminste betaalbaar is.
Gisteren was het een rustige dag. Tussen het trommelen door met
Marius naar het strand geweest. Billy en Mame kwamen later ook.
Billy wilde niet zwemmen, maar we kregen hem toch het water in.
Hij vond het nogal koud.
Tevreden bekijk ik mijn souvenirs. Van Baboucar, een doofstomme
man uit het ‘Artisinal’, heb ik twee houten
schaaltjes
gekocht en twee krokodilletjes, waarvan je de staart als
briefopener kunt gebruiken. Ik had al een broek, drie complete
pakken, bestaande uit broek + shirt en een strohoed. Als het in
Nederland nu maar warm genoeg wil worden. In de laatste week zal
Ponda ons meenemen naar Serrakunda, een stad in Gambia. Op de
markt daar is meer keus. O ja, het mooiste zou ik bijna vergeten:
ik heb de djembé van Billy gekocht, een prachtige drum uit
Guinee van donker linka, alleen kernhout, met prachtig
houtsnijwerk met een tas en een set oren erbij (van die blikken
flappen met ringetjes). En Ponda heeft in Gambia een sangban voor
me gekocht om de set die ik thuis heb te completeren. Het is ook
geen wonder dat de zwarten ervan uit gaan dat je schatrijk bent.
Als je je dit allemaal kunt permitteren...
Maandag
18 december 9.38 uur. Floris is jarig. Gefeliciteerd zoon.
Achttien jaar. Het wordt al wat, hè? Raar dat ik er niet bij
ben. Ik bel je nog. Een halve kilometer verderop is het
dichtstbijzijnde ‘telecentre’. Ik noem de jongen
die
het runt Mr. Telephone. Hij is aardig. Als er uit het buitenland
voor een van ons gebeld wordt, laat hij eerst alle woorden die
hij in die taal kent horen en komt daarna zo snel als hij kan
naar het kampement om de boodschap door te geven. Ik had al een
keer naar huis gebeld. Idioot om zo’n afstand moeiteloos te
overbruggen. Daphne, mijn dochter, is in één keer
geslaagd voor
haar rijbewijs. Ze maken het prima thuis. Lekker rustig nu die
ouwe even weg is.
Gisteravond gingen Ponda, Billy
met enkele plaatselijke
grootheden samenspelen. Of ik de sangban wilde doen. Ik voelde me
vereerd: de sangban is namelijk de basis. Ik kende het ritme
niet. Ponda speelde het voor. Het leek me niet al te moeilijk.
Nou, ik bracht er weinig van terecht. Wat een tempo. En als
iedereen zich nou bij zijn patroontje zou houden. Maar Ponda
improviseerde er lustig op los op de dunumba en Billy pakte flink
uit op de djembé. Ik kon ik er geen touw meer aan
vastknopen. Ik
zal nog heel wat kilometers moeten maken voordat ik met zoiets
mee kom. Daniel nam het van me over. 
We hebben een mierenexplosie; dikke sporen. Als je daar even in
staat, zit je onder. Marius en Nilda is het al overkomen. Ze
steken gemeen. Verder heb je hier nauwelijks last van insecten.
De muggen, van die kleintjes zoals in Scandinavië en
Schotland,
zijn alleen ‘s avonds en ‘s
nachts actief. Het zijn er
weinig. Er zijn wel wespen, grote zwarte, maar die laten je
meestal met rust. Alleen Mouna heeft een lelijke steek opgelopen.
En Rob meldde dat er een héél klein schorpioentje
in de
douchebak zat, ongeveer een centimeter lang, dood, maar toch.
Volgens hem zou ook de steek van zo’n jonkie je flink wat
last kunnen bezorgen. Zoiets als horzels heb je hier niet.
Nou, ik zou dus
even wat faxen. Dat had wat voeten in de aarde. Na het middageten
wilde ik naar Kafountine gaan. Dat trof, want Mame en Bonnie
hadden hetzelfde plan. Mame had een auto geregeld, maar die kwam
niet opdagen. Dus, lopend naar het dorp, onderweg een ‘taxi
brousse’ gevonden. Maar toen kwam Mame Mama Afrika tegen,
een jonge vrouw uit het dorp die in een landelijk bekende
balletgroep danst. Die moest ook mee, met haar fiets. In
Kafountine karitéboter gekocht. Dat is gemaakt uit de zaden
van
de karitéboom. Het wordt vooral in de lichaamsverzorging
gebruikt, waar wij uierzalf voor gebruiken. En verder wordt het
als een soort Haarlemmer olie toegepast. Je kunt er bijvoorbeeld
ook het hout van je djembé mee invetten.
Daarna zouden we gaan faxen. CFA 150 (f 0,50) per tik zou het
kosten. Een gewoon telefoongesprek kost CFA 100 per eenheid,
redelijk dus. Ik had mijn papier tweezijdig beschreven. Het
meisje van het ‘telecentre’ deed het netjes op
volgorde, kantje voor kantje. Steeds moest er opnieuw verbinding
gemaakt worden. Toen de teller na 2 1/2 vel op 53 stond, vond ik
het wel genoeg. Toen wilde ze me
het dubbele laten betalen omdat
mijn vellen aan beide kanten beschreven waren. Terwijl de teller
gewoon beide kanten doorgetikt had! Óf die tuthola snapte
het
zelf niet óf ze deed een poging me af te zetten. Ik heb haar
voorgerekend wat ik ging betalen: 53 x CFA 150. Ze vond het goed.
Mame moest nog wat stoffen kopen. Ah, nog een bekende uit Abene.
Die paste er nog gemakkelijk bij in de auto. Steeds moesten we
weer even wachten omdat er iemand een boodschap moest doen. Je
moet geen haast hebben in Afrika.
Woensdag
20 december 16.12 uur. Er zat een vogel vlakbij, zwart met grijs
en wit met een lange, beetje kromme oranjerode snavel, ongeveer
zo groot als een Vlaamse Gaai maar slanker. Hij maakt een
percussief repeterend, sinusachtig geluid. Ik krijg hem niet goed
van dichtbij op de foto.
Ik ben niet naar het strand gegaan vandaag. Na een korte
siësta
koffie gehaald. En nu zit ik afwisselend even in en uit de zon.
Ik moet natuurlijk wel lekker doorbakken thuis komen. Dan kan ik
nog lang nagenieten van zonnig Afrika. Met mijn gezondheid gaat
het goed. Van de Lariam heb ik geen last meer. Eén keer heb
ik
iets in de richting van diarree gehad. Verder voel ik me
eigenlijk beter dan in Nederland. De warmte doet me goed. Ik
verdraag het gemakkelijk. Met zweten in de wind moet je oppassen,
dan loop je al snel te niezen. De pijn in mijn rug is vrijwel
weg. Mijn huid is gaver dan ooit.
Na ruim twee weken is het dagelijkse reilen en zeilen bekend:
ontbijt, ochtendles, koffie, middageten, siësta of naar het
strand of iets anders, avondles, avondeten, concert en/of
spontaan jammen en/of disco, kampvuur. Ik merk dat ik Marjanne
vooral mis als er gedanst wordt.
De groep die gisteravond optrad was wel aardig. Een paar stukken
waren goed ingestudeerd, vooral met vuur deden ze leuke dingen.
Maar toen sleepten ze iedereen weer op het podium om te dansen,
beetje goedkope truc.
-
5
-
Vrijdag 22 december
9.47
uur. Gisteren zijn we naar Serrakunda, de
op-één-na-grootste
stad van Gambia geweest. Tsjonge jonge. Het is niet te geloven.
Opnieuw is er de herkenning van televisie- of filmbeelden, maar
als je er zelf tussen loopt, geloof je het bijna niet. De markt
is één grote, krioelende mierenhoop van mensen
die de meest
uiteenlopende zaken te koop aanbieden: groente, sieraden, vis,
souvenirs, vlees, stoffen, kippen, houtsnijwerk, cassettes,
kruiden, gereedschap, rijst en schoeisel. Op allerlei manieren
proberen ze klanten te trekken. Sommigen luiden bellen,
cassetteverkopers laten hun ghettoblasters schetteren, anderen
prijzen luidkeels hun unieke waren aan, weer anderen proberen
erachter te komen wat je zoekt en dan word je op sleeptouw
genomen door gangetjes en steegjes tot ze het gevonden hebben, of
niet. Voor henzelf zit er meestal wel wat provisie in; iedereen
verdient aan iedereen. Alles zit dicht opeengepakt rond nauwe
doorgangetjes. Er zijn ook handelaren die hun spullen met zich
mee zeulen op zoek naar kopers. Als je laat blijken dat je ergens
belangstelling voor hebt, zwermen er direct vele verkopers om je
heen. Pas als je heel duidelijk laat merken wat je wil en vooral
wat je niet wil, dringen ze niet verder aan. Ik krijg het
afdingen aardig onder de knie. Als je er de tijd voor neemt, kun
je genieten van de ontmoeting. Mustafa, onze gids, houdt in de
gaten of we niet getild worden. Hij is zijn gidsenloon dubbel en
dwars waard. Ik heb nog meer kleding en kettinkjes, stoffen voor
Jelle en een prachtige lap bogolon uit Mali gekocht. Hoe krijg ik
het allemaal mee? Tegelijk komt het arm/rijkschuldgevoel weer om
de hoek kijken Terecht, denk ik.
De
reis naar Serrakunda en terug was weer een gebeurtenis. Sidi,
onze Gambiaanse chauffeur, nam ons mee over een kortere
weg door
de bush. Minder asfalt, dus ook minder gaten in het asfalt, meer
rul zand en met rode aarde verharde wegen. Onderweg passeerden we
auto’s en busjes die tot en met het dak volgestouwd zijn met
mensen, dieren en bagage. Langs de kant van de weg zagen we
regelmatig vrolijk zwaaiende kinderen. “Toubab,
toubab!” Als je terugzwaait is hun dag goed. Dan voel je je
net Sinterklaas. Op de heenweg moesten we tanken bij een, op het
eerste gezicht, gewone Elf-pomp. Maar net als in de rest van de
streek was er geen elektriciteit. De benzine werd met de hand
omhoog gepompt. In Brikama, Gambia, werden we, zoals wel vaker
gebeurt, aangehouden bij een politiecontrolepost. Een
richtingaanwijzer deed het niet. Pas toen Sidi een foto en een
visitekaartje van zijn broer, een zeer indrukwekkende hoge bons
bij het leger, liet zien, mocht hij zonder boete doorrijden.
De kip met patat en sla die we in een restaurant in Serrakunda
gegeten hebben, is niet goed gevallen. Mijn bord had even, met
folie erover, op me staan wachten in de hete middagzon. De
anderen hadden hun eten direct opgegeten. Misschien was het de
sla. Ze waarschuwen altijd voor het plaatselijke water, dus ook
voor gewassen, ongekookt voedsel. Voor het eerst heb ik, als
enige van de groep, flinke diarree.
De
‘krin’-les viel ook niet goed. Ik kreeg het maar
niet
te pakken. Ik kon het patroon niet in de beat plaatsen. Ponda
ging het steeds heftiger voordoen. Gelukkig gebeurt het maar
zelden dat hij zijn geduld verliest. Voor hem was het uitstapje
naar Gambia gisteren ook hectisch. Hij voelt zich
verantwoordelijk voor het totale gebeuren.
Rob
heeft inmiddels een noodbehandeling tegen malaria afgerond. Dan
krijg je eerst drie Lariampillen
tegelijk, na ongeveer zeven uur
nog twee en weer zeven uur later nog een. En dat terwijl veel
mensen al niet tegen één pil per week kunnen.
Maar het was
hoognodig. Hij had flink liggen tollen van de koorts. Nu ligt hij
te stuiteren van de Lariam. Gelukkig hadden zijn reisgenoten een
extra voorraad bij zich.
De anderen zijn weer met de krins begonnen. Ik heb, voor het
eerst, even geen zin. Nee, ik zit nu lekker in het zonnetje te
schrijven. Ik geniet van het feit dat ik even niet mee doe. Even
mijn petje op doen want een kaal hoofd verbrandt sneller dan je
denkt.
-
6
-
En
brengen deze drie weken in Afrika me nu de gewenste verdieping?
Ontmoet ik nu het wezen van de West-Afrikaanse percussie? Wat
zeker werkt, is stomweg het kilometers maken, zoals Ponda dat
noemt: lang achter elkaar spelen, en de volgende dag weer. Alle
djembé- en dundunspieren zijn dan goed doorgetraind. De
ritmes
gaan in je lijf zitten. En trommelen onder de Afrikaanse zon
voelt toch anders dan in Nederland, waar je het meestal binnen
moet doen. Misschien is het meest opvallende nog wel, dat
trommelen hier zo gewoon is. Het is zo gewoon als eten en
drinken. Het hoort er bij.
Vooral tijdens de concerten en jamsessies heb ik iets kunnen
ervaren van de verbinding tussen percussie, zang en dans én
tussen artiesten en publiek, de al eerder genoemde
gemeenschapszin.
Iets anders waar ik specifiek naar op zoek was, waren liedjes.
Maar dan compleet met tekst, uitspraak en context. Bij welke
gelegenheid hoort het, welk ritme past erbij? Petit-Bah, een van
de jonge, zwarte mannen die regelmatig ons kampement bezoekt, is
op dit terrein een wandelende schatkamer. Hij kent zeer veel
liedjes, in vele talen en weet er ook veel over te vertellen.
Maar hij had ook in de gaten dat er wat te verdienen viel. We
kwamen CFA 10.000 overeen voor tien liedjes. Hij heeft ze voor me
opgeschreven en vertaald en we hebben ze op de band gezet.
Vanochtend beloofde hij me nog meer. Betalen hoefde niet want ik
ben “zijn vriend”, “zijn
vader”. Petit Bah is een
Peul. Die
hebben een wat lichtere huidskleur dan de stammen die hier het
meest voorkomen: de Djola, Wolof en Serere. Hij is danser in een
lokale groep. Hij danst mooi, sierlijker dan de meeste anderen.
Hij vroeg of ik een groep had in Nederland. Daar wilde hij wel in
komen spelen. En of hij me mocht bezoeken als hij ooit in
Nederland zou zijn. En of ik volgend jaar weer kwam. Hij wilde zo
graag dichte schoenen, maat 43.
Wat ik nog
gemist heb tot nu toe is het contact met ouderen. In het dorp zie
je ze vaak, vooral op het grote plein onder de boom, gekleed in
‘boubous’ (een soort lange, wijde, veelal mooi
bestikte
gewaden, die vaak worden gedragen door oudere islamitische
mannen). Ook het dagelijkse leven van de dorpelingen zou ik van
nog dichterbij mee willen maken.
Zaterdag
23 december 9.45 uur. Nou nou, de diarree zet flink door. Dat het
zo heftig kon zijn. De medicatie sloeg in eerste instantie aan,
maar gisteravond had ik beter niet kunnen eten. Nu, na een
voorzichtig ontbijt met slappe thee, gaat het beter.
De
groep van gisteravond was geweldig. Mokoulo en Sharif, twee
jongens uit het dorp die ook regelmatig met ons mee repeteren,
speelden er in. Eerst werd er sarouba gespeeld. Mokoulo was de
solist. Daarbij blies hij vrijwel continu op een
scheidsrechtersfluitje. Dit deed hij zo voortvarend dat je van de
trommels en de zang weinig kon horen. Ook hier gaat het blijkbaar
vooral om de ambiance. Net als bij de koraspeler was ik in het
begin geïrriteerd. Ik wilde horen wat ze speelden. Gaandeweg
lukte het me om mijn analytische blikrichting los te laten en
meer van het geheel te genieten. De groep, bestaande uit vier
drummers, vier dansers en vier danseressen, was erg jong en
energiek, vooral toen ze, na een verhalende start goed op dreef
kwamen. Het spetterde alle kanten op. De mannen verwerkten
acrobatische stunts zoals salto’s, flikflaks, breakdance en
vuurspuwen in hun dans, geweldig. Ze hadden eenvoudige, maar
uiterst doeltreffende choreografieën. En het ging maar door.
Ze
veranderden hun outfit ook voortdurend. Na een tijdje verruilden
de drummers hun sarouba’s voor djembé’s
en dunduns.
Toen werd het nog heftiger, harder en sneller. Mensen uit het
publiek sprongen het podium op om soms dwars door de
choreografieën heen hun solo’s te dansen. Wat een
wisselwerking. Hoe anders dan de in Nederland doorgaans strikte
scheiding tussen de artiesten en het publiek.
In
de
eerste week dat ik hier was trad er een groep vrouwen uit het
dorp op. Het instrumentarium omvatte ondermeer
een pan met een
deksel, een grote houten vijzel met een snijplank en een met
water gevulde wastijl met een omgekeerde kalebas er in. De muziek
was eenvoudig maar goed, doeltreffend, poliritmisch en swingend.
De vrouw met de pan had een kleuter bij zich die steeds weer van
haar schoot wist te ontsnappen. De vrouw met de wastijl gaf een
peuter al spelend de borst. Niet te filmen. Dat hun kerels nou
niet even op die kleintjes konden passen. Ze vielen in de smaak
bij het publiek, ook bij de jongeren uit het dorp. Er werd luid
meegezongen en geklapt.
Rob
is
inmiddels aardig aan ‘t herstellen. Die is weer een ervaring
rijker.
Zondag
24 december 9.30 uur. Ik had dus niet moeten eten gisteren. Het
ontbijt met thee en droog stokbrood was goed gevallen. Om half
twaalf was ik gezwicht voor een piepklein kopje koffie. Maar toen
ook dat goed viel, dacht ik dat ik wel weer gewoon warm kon eten.
Nou, niet dus, met alle ellende van dien. Nu heb ik ook
buikkrampen. Het begint ook langzaam maar zeker mijn energiepeil
en mijn stemming te beïnvloeden. Ik begin me aan alles en
iedereen te ergeren. Gisteren ben ik tijdens het repeteren van
Condeng, een lastige Dundumba-achtig ritme, opgestapt. Ik kreeg
er hoofdpijn van. Ik kon het niet als muziek horen, het was
complete chaos. Het ritme is zo complex dat de verschillende
partijen superstrak getimed moeten zijn, anders wordt het een
bende. De dunumba speelt geen enkele klap op de tel, alles is
offbeat. Ponda raakte ook geïrriteerd. Er zaten beginnelingen
bij voor wie het gewoon te moeilijk was en de groep was groot. Ik
trok het niet meer.
De diarree tast ook mijn weerstand aan. De gaafheid van mijn huid
wordt weer minder, een koortslip dient zich aan en de pijn in
mijn rug keert terug. Dit is zo’n moment dat je je
realiseert dat je meer dan 5000 km van huis bent.
-
7
-
Maandag
25 dec. 20.37 uur Over iets meer dan twee uur zijn we er. Nog
even en ik zie mijn lief weer. Wie zouden er nog meer op me
wachten?
Daphne rijdt de auto natuurlijk. En zou Floris er ook
weer bij zijn? En Jack, de hond? Vanochtend toen we voor het
laatst de poort van ‘Les Belles Etoiles’ door
reden,
schoot ik even vol. Vooral omdat ik me niet zo fit voel, had ik
me op het vertrek verheugd. Maar toen realiseerde ik me dat het
toch echt voorbij was. Tot elf uur was ik bezig geweest met
pakken. Het viel niet mee om alles zo in te pakken dat het heel
zou blijven in het vliegtuig. Uiteindelijk heb ik een aantal
T-shirts, overhemden en een slaapzak achtergelaten bij de mensen
met wie ik het goed had kunnen vinden. Aan sommigen kon je merken
dat ze meer verwacht hadden, anderen waren blij verrast.
Gisteravond
presenteerden we aan de mensen uit het dorp de ritmes waar we
drie weken lang op geoefend hadden. Omdat Rob en ik nog steeds
gammel waren, kozen we voor begeleidende djembépartijen.
Anders
hadden wij de solo’s mogen doen. Het viel in goede aarde.
Het stond dan ook als een huis. Daarna trad Bacary Olé, de
bougarabouspeler, nog een keer op. Die maakte zijn swingende
reputatie wederom waar.
Om half twaalf
vertrokken we, via de ‘bush road’. Wat wen je toch
snel
aan dingen: de slalom tussen de gaten in het asfalt, het
gehobbel, het rode stof, het getoeter, de wegvluchtende
weggebruikers, de soms armetierige hutjes, de in vieze hemdjes
gehulde kinderen, “toubab, toubab!”, de prachtige
vrouwen in schone, kleurige gewaden, de palmen, de af en toe
felgekleurde vogeltjes, de controles door politie en leger, het
wachten, de drukte in de steden (Brikama, Gambia) en dan het
prachtige gebouw op de luchthaven van Banjul. Ponda had mij tot
leider gebombardeerd. Ik ging voorop met alle vliegtickets en
paspoorten. Het werkte perfect. Het overgewicht viel niet op op
deze manier. Ik had minstens tien kilo teveel en ik was zeker
niet de enige.
Eten
in het restaurant. Ben benieuwd hoe het valt. We zien wel
waar het schip strandt. De Boeing 757 van Transavia begint aan de
start en even later zie ik Afrika onder me verdwijnen. Zicht op
Banjul, de kust, de rivier. Aan de andere kant een schitterende
zonsondergang boven de wolken. Ik zit tussen Mouna en Keetje in.
Ik ben niet zo spraakzaam de laatste dagen. Drie weken in een
groep. ‘t Is me wat. Ik moet even denken aan mijn
cliënten
in de verslaafdenzorg die in 24-uurs opname zitten. Sommigen
leven maandenlang in groepen. Zou wat voor míj zijn...!
De bewolking is verdwenen. Je kunt lichten van bebouwing zien.
Spanje? Wat een stomme videofilms draaien ze. Gelukkig heb ik een
boek en mijn dagboek. Maar gewoon even niks doen, dat vind ik
eigenlijk ook wel prima. Zou ik dat in Afrika geleerd hebben? En
zou dat een blijvende vaardigheid zijn? Afrikanen gaan heel
anders om met tijd dan wij. Ze lijken alle tijd van de wereld te
hebben. Zouden wij in Europa dáárom steeds tijd
te kort komen?
Als
om
half elf de landing ingezet wordt is het glashelder. Wat een
lichtjes beneden. Eén lichtende lappendeken van huizen,
snelwegen, kassen, etc. Het is overduidelijk waarom dit de
randstad genoemd wordt. Waar is het groene hart? Wat een contrast
met Afrika.
Schiphol is vrijwel uitgestorven. Het is Eerste Kerstdag. De
bagage komt vlot. Marjanne en Floris staan me op te wachten. Wat
ziet mijn lief er mooi uit. Wat een tof wijf heb ik. Ze moeten
wel even wennen aan mijn Afrikaanse patchworkpak, een clownspak
vinden ze het. Het vriest buiten. Er ligt sneeuw. Op Banjul
Airport was het 32o C.
Ik raak niet uítverteld, de
hele autorit naar huis lang. Wat heerlijk om weer thuis te zijn.
Bij het draaien van de cassette met opgenomen vogelgeluiden
schiet ik weer even vol. Het zal nog wel even duren voor ik alle
indrukken een plek heb gegeven. Wat me hierbij zal helpen is het
uitwerken van mijn dagboek, het bekijken van de foto’s en
het afluisteren en uitwerken van alle cassettes met
omgevingsgeluiden, concerten, ritmes en liedjes. En dan is mijn
percussiereis écht ten einde.
-
Tenslotte -
Nu
weet ik wat uiteindelijk de belangrijkste ervaring is geweest: De
vanzelfsprekendheid waarmee in Afrika getrommeld, gezongen,
meegeklapt en gedanst wordt. Het is het gewóne wat het, in
mijn
westerse ogen, zo bijzonder maakt. Iedereen doet mee, draagt bij.
Niemand denkt erover na of het wel goed genoeg is wat hij doet.
Het kunstzinnige is onderdeel van het alledaagse leven. Misschien
schuilt hierin de levenskunst van de Afrikaan.
En zou dát het trommelen zo aantrekkelijk maken? Een opnieuw
veroverde toegang tot een stukje levenskunst, tot een completer
bestaan?
Abene-Senegal / Zeist-Nederland - 2000/2001
____
Met dank aan Jannemijn Visser, Daphne en Floris de Ridder en Ponda O'Bryan voor hun
op- en aanmerkingen. En aan Rob den Braasem, Nilda Franquis en Marius
Smallegoor voor het beschikbaar stellen van hun foto's.
link
naar Ponda O'Bryans Wulabakan International School of African Arts
naar de top |